De
beide prejudiciële vragen strekken ertoe van het Hof te vernemen of artikel 353ter, eerste lid, 3°, van de programmawet (I) van 24 decembe
r 2002, zowel in de versie van vóór als van na 1 januari 2009, de artikelen 10 en 11 van de Grondwet schendt, aldus geïnterpreteerd dat het de voortzetting van de doel
groepverminderingen enkel voorbehoudt aan rechtspersonen die de handelsactiviteit voortzetten van een natuurlijke persoon die z
...[+++]ijn handelsfonds heeft toegewezen aan de voormelde rechtspersoon (eerste prejudiciële vraag), dan wel aan rechtspersonen die de inbreng van een bedrijfstak door een fysieke persoon hebben genoten onder de voorwaarden bepaald in artikel 768 van het Wetboek van vennootschappen (tweede prejudiciële vraag), en dat met uitsluiting van feitelijke verenigingen.Les deux questions préjudicielles interrogent la Cour sur le point de savoir si l'article 353ter, alinéa 1, 3°, de la loi-programme (I) du 24 déc
embre 2002, dans sa version tant antérieure que postérieure au 1 janvier 2009, interprété en ce sens qu'il réserve la continuation des réductions « groupes-cibles » aux seules personnes morales qui continuent l'activité commerciale d'une personne physique qui lui a affecté son fonds de commerce (première question préjudicielle) ou aux seules personnes morales qui ont bénéficié d'un apport d'une branche d'activité effectué par une personne physique dans les conditions de l'article 768 du Code des
...[+++] sociétés (seconde question préjudicielle) et ce, à l'exclusion des associations de fait, viole les articles 10 et 11 de la Constitution.