Uit de parlementaire voorbereiding blijkt evenwel dat de wetgever niet heeft gewild dat de klanten van een beursvennootschap, die een beroep hebben kunnen doen op dat type van financiële tussenpersoon gelet op de beschermingsregeling die hij via het Interventiefonds genoot, van de ene dag op de andere verstoken zouden worden van iedere bescherming met betrekking tot hun beursverrichtingen, ten gevolge van de eenzijdige wil van die vennootschap om de statutaire vorm van een kredietinstelling aan te nemen.
Or, il résulte des travaux préparatoires que le législateur n'a pas voulu que les clients d'une société de bourse, qui ont eu recours à ce type d'intermédiaire financier eu égard au système de protection dont il bénéficiait via la Caisse d'intervention, ne soient du jour au lendemain privés de toute protection quant à leurs opérations de bourse du seul fait de la volonté unilatérale de cette société d'adopter la forme statutaire d'un établissement de crédit.