« Is artikel 21, tweede lid, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State in strijd met artikel 6.1 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet wanneer het bepaalt dat zelfs wanneer, zoals in ca
su, de overheid als verwerende partij geen memorie van antwoord heeft ingediend en de verzoekende
partij geen toelich
tende memorie heeft ingediend binnen de ...[+++] voorziene termijn het ontbreken van het vereiste belang wordt vastgesteld om reden dat aan verzoekende partij een eerlijke behandeling van haar vordering ontzegd wordt en er discriminatie in het leven geroepen wordt tussen Belgen, naargelang ze een vordering brengen voor een burgerlijk of administratief rechtscollege ?« En ce qu'il prévoit que même si, comme en l'espèce, l'au
torité, en tant que partie défenderesse, n'a introduit aucun mémoire en réponse et la partie requérante n'a déposé aucun mémoire ampliatif dans le délai prévu, l'absence de l'intérêt requis est constatée, l'article 21, alinéa 2, des lois coordonnées sur le Conseil d'Etat, est-il contraire à l'article 6.1 de la Convention européenne des droits de l'homme et aux articles 10 et 11 de la Constitution, au motif que la partie requérante est privée d'un examen équitable de sa demande et qu'une discrimination est opérée entre les Belges, selon qu'ils portent une deman
...[+++]de devant une juridiction civile ou administrative ?