Bij de beoordeling, per geval, of een uitzending door een in een andere lidstaat gevestigde aanbieder van mediadiensten volledig of hoofdzakelijk op zijn grondgebied is gericht, kan een lidstaat verwijzen naar indicatoren, zoals de herkomst van de televisiereclame- en/of abonnementsgelden, de hoofdtaal van de dienst of het bestaan van programma’s of commerciële communicatie die specifiek zijn gericht op het publiek van de lidstaat van ontvangst.
Lorsqu’un État membre évalue, cas par cas, si la diffusion par un fournisseur de services de médias établi dans un autre État membre est entièrement ou principalement destinée à son territoire, il peut se fonder sur des indices tels que l’origine des recettes publicitaires télévisuelles et/ou d’abonnement, la langue principale du service ou l’existence de programmes ou de communications commerciales visant spécifiquement le public de l’État membre de réception.