Zo wordt gesteld dat geen enkel religieus voorschrift kan worden aangevoerd als rechtvaardigingsgrond, noch ter verschoning, noch als verzachtende omstandigheid voor het plegen van een strafrechtelijk misdrijf.
Il est ainsi posé en principe qu'aucune prescription religieuse ne peut être retenue comme cause de justification, cause d'excuse ou circonstance atténuante d'une infraction pénale.