De verwijzende rechter vraagt het Hof of die bepaling de artikelen 10 en 11 van de Grondwet schendt, doordat zij de aan de belastingplichtige wegens lichamelijke schade toegekende vergoedingen, uitgekeerd op grond van een door de werkgever van de verzekerde gesloten collectieve verzekeringsovereenkomst tegen ongevallen in het beroeps- en het privéleven, aan de inkomstenbelasting onderwerpt, terwijl dezelfde vergoedingen, uitgekeerd op grond van een door de verzekerde gesloten individuele verzekeringsovereenkomst, overeenkomstig artikel 38, 8°, van het WIB 1992, niet aan de belastingen zijn onderworpen (eerste prejudiciële vraag).
Le juge a quo demande à la Cour si cette disposition viole les articles 10 et 11 de la Constitution, en ce qu'elle soumet à l'impôt sur les revenus les indemnités versées au contribuable en raison d'un dommage corporel en vertu d'un contrat d'assurance collectif conclu par l'employeur de l'assuré contre les accidents survenant dans la vie professionnelle et privée, alors que les mêmes indemnités versées en vertu d'un contrat d'assurance individuel conclu par l'assuré ne sont pas soumises à l'impôt, conformément à l'article 38, 8°, du CIR 1992 (première question préjudicielle).