Enerzijds, heeft dat koninklijk besluit het voorwerp uitgemaakt van een beroep tot vernietiging voor de Raad van State; volgens de verzoekende partijen zijn de ter staving van het verzoekschrift aangevoerde middelen met name afgeleid uit de schending van artikel 68 van de wet van 30 maart 1994 - in zoverre het niet toestaat dat vóór 1 januari 1995 betaalde kapitalen aan de afhouding worden onderworpen -, van artikel 105 van de Grondwet, van het algemeen beginsel van niet-retroactiviteit, van artikel 3, § 1, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State en van de artikelen 10 en 11 van de Grondwet.
D'une part, cet arrêté royal a fait l'objet d'un recours en annulation devant le Conseil d'Etat; selon les parties requérantes, les moyens invoqués à l'appui de la requête sont pris notamment de la violation de l'article 68 de la loi du 30 mars 1994 - en ce qu'il n'autorise pas à soumettre à retenue les capitaux payés avant le 1 janvier 1995 -, de l'article 105 de la Constitution, du principe général de non-rétroactivité, de l'article 3, § 1, des lois coordonnées sur le Conseil d'Etat et des articles 10 et 11 de la Constitution.