Voor de berekening van de anciënniteit van een magistraat kwam eveneens in aanmerking de tijd van inschrijving bij de balie, die op het tijdstip van de benoeming vier jaar te boven gaat, evenals de uitoefening van het ambt van notaris door een doctor of licentiaat in de rechten boven vier jaar (toenmalig artikel 365, § 2, a), van het Gerechtelijk Wetboek).
Il avait été prévu que le temps de l'inscription au barreau excédant quatre années au moment de la nomination, ainsi que l'exercice excédant quatre années de la charge de notaire par un docteur ou un licencié en droit, entraient également en ligne de compte pour le calcul de l'ancienneté d'un magistrat (article 365, § 2, a), de l'époque du Code judiciaire).