« Schenden de artikelen 68 en 135 van het Wetboek van Strafvordering, in context gelezen, de artikelen 10 en 11 van de Grondwet in zoverre de burgerlijke partij die niet woont in het gerechtelijk arrondissement van het onderzoek en die geen woonplaats heeft gekozen in dit arrondissement, slechts op ontvankelijke wijze hoger beroep kan instellen binnen de termijn van vierentwintig uur vanaf de beschikking, dan wanneer een burgerlijke partij die woont of keuze van woonplaats heeft gedaan in het gerechtelijk arrondissement van het onderzoek over dezelfde termijn beschikt vanaf de dag waarop de beschikking haar is betekend ?
« Les articles 68 et 135 du Code d'instruction criminelle lus dans leur contexte violent-ils les articles 10 et 11 de la Constitution, en tant que la partie civile qui n'est pas domiciliée dans l'arrondissement judiciaire où se fait l'instruction et qui n'a pas élu domicile dans cet arrondissement ne peut interjeter un appel recevable que dans le délai de vingt-quatre heures à compter de l'ordonnance, alors que la partie civile qui est domiciliée ou qui a élu domicile dans l'arrondissement judiciaire où se fait l'instruction dispose du même délai à compter du jour où l'ordonnance lui est signifiée ?