Art. VII. 219. De Koning oefent de bevoegdheden, Hem toegekend door de bepalingen van de artikelen VII. 3, VII. 64, VII. 86, § 3, tweede lid, VII. 90, § 1 , derde lid, VII. 94, VII. 95, VII. 101, VII. 120 tot VII. 122 uit op de gezamenlijke voordracht van de Ministers bevoegd voor Economie en Financiën, na raadpleging van de Bank.
Art. VII. 219. Le Roi exerce les pouvoirs à Lui confiés par les dispositions des articles VII. 3, VII. 64, VII. 86, § 3, alinéa 2, VII. 90, § 1 , alinéa 3, VII. 94, VII. 95, VII. 101, VII. 120 à VII. 122, sur la proposition conjointe des Ministres qui ont l'Economie et les Finances dans leurs attributions, après consultation de la Banque.