Art. 4. § 1. Het brutobedrag van de ambtstoelage bedoeld in artikel 3, eerste lid, 1°, is gelijk aan : 1° vijfentwintig procent van de bruttowedde van het mijnwerkershoofd of van het werkplaatshoofd tot vijftien jaar geldelijke anciënniteit; 2° vijf procent van de brutowedde na vijftien jaar geldelijke anciënniteit.
Art. 4. § 1. Le montant brut de l'allocation de fonction visée à l'article 3, alinéa 1, 1° est égal à : 1° vingt-cinq pour cent du traitement brut du chef mineur ou du chef d'atelier carrière jusqu'à quinze ans d'ancienneté pécuniaire; 2° cinq pour cent du traitement brut après quinze ans d'ancienneté pécuniaire.