1. Indien er, mede op basis van de resultaten van de door de Commissie verrichte steekproeven, bewijs is dat visserijactiviteiten en/of door een lidstaat of lidstaten vastgestelde maatregelen het gemeenschappelijk visserijbeleid ondermijnen of een bedreiging vormen voor het mariene ecosysteem, en indien hiervoor onmiddellijke actie vereist is, kan de Commissie, op gemotiveerd verzoek van een lidstaat of op eigen initiatief, noodmaatregelen vaststellen met een geldigheidsduur van ten hoogste zes maanden .
1. S'il existe des preuves, y compris des preuves fondées sur les résultats du prélèvement effectué par la Commission, que les activités de pêche déployées et/ou les mesures adoptées par un État membre ou par des États membres nuisent à la politique commune de la pêche ou menacent l'écosystème marin et que la situation exige une intervention immédiate, la Commission peut, sur demande dûment justifiée de tout État membre ou de sa propre initiative, arrêter des mesures d'urgence pour une période maximale de six mois .