« 1°/1 de ruwbouw, de afwerking en de renovatie van onroerende goederen, meer bepaald de grondwerken, het metselwerk, het schrijnwerk, de beglazing, de betegeling, de wand- en vloerbekleding, het pleisterwerk, het verfwerk, de dakbedekking; »;
« 1°/1 les travaux de gros oeuvre, de parachèvement et de rénovation d'immeubles, notamment le terrassement, la maçonnerie, la menuiserie, la vitrerie, le carrelage, le revêtement de mur et de sol, l'enduisage, la peinture, la toiture; »;