Vogels die zijn gehuisvest in een milieu van slechte kwaliteit waarin zij niet de gelegenheid krijgen te foerageren, lichaamsbeweging te nemen of contact te hebben met soortgenoten, zullen te kampen hebben met chronisch onwelzijn dat tot uiting kan komen in stereotiep gedrag, bijvoorbeeld zelfverminking, verenpikken en ijsberen.
Les oiseaux hébergés dans un environnement de qualité médiocre qui ne leur permet pas de chercher leur nourriture, de faire de l'exercice ni d'interagir avec leurs congénères éprouvent une détresse chronique qui peut se traduire par un comportement stéréotypique, par exemple l'automutilation, le picage de plumes, et les allées et venues.