In haar memorie van antwoord betwist de verzoekende partij die interpretatie, in het licht van de parlementaire voorbereiding; zij voert bovendien het bestaan van artikel 174, 6°, van de op 14 juli 1994 gecoördineerde wet aan, dat voorziet in een verjaringstermijn van twee jaar voor het terugverkrijgen van de onterecht gestorte sommen.
La partie requérante, dans son mémoire en réponse, conteste, au vu des travaux préparatoires, cette interprétation; elle objecte en outre l'existence de l'article 174, 6°, de la loi coordonnée le 14 juillet 1994, qui prévoit un délai de prescription de deux ans pour la récupération des sommes indûment versées.