Voorts voert hij aan dat er een grondrecht op vrije beroepsuitoefening bestaat en het onredelijk zou zijn om de burger het recht op schadevergoeding te onthouden wanneer de gemeenschapswetgever door zijn stilzitten een situatie die in strijd is met het WTO-recht meer dan vier jaar na afloop van de termijn voor uitvoering van de DSB-aanbeveling laat voortbestaan en zo de grondrechten van burgers ten onrechte blijft inperken.
Il affirme en outre, qu'il existe un droit fondamental au libre exercice d'une activité économique et qu'il est inéquitable de refuser au citoyen un droit à indemnisation lorsque, du fait de sa carence, le législateur communautaire continue de maintenir une situation contraire aux accords OMC pendant plus de quatre ans après l'expiration du délai accordé pour mettre en oeuvre la recommandation de l'ORD, et qu'il continue ainsi de restreindre illégalement les droits fondamentaux du citoyen.