Te dezen blijken de bestreden bepalingen niet kennelijk irrelevant om het in B.8.2 vermelde doel te verwezenlijken, temeer daar studies hebben gewezen op de correlatie tussen het gebruik van het eigen voertuig om zich naar het werk te begeven en de terbeschikkingstelling van een parkeerplaats door de werkgever (zie het tweede katern van het Kenniscentrum van de mobiliteit in het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest, « De verplaatsingsgewoonten in Brussel », p. 56).
En l'espèce, les dispositions attaquées n'apparaissent pas manifestement dépourvues de pertinence afin de réaliser l'objectif mentionné en B.8.2 et ce, d'autant moins que des études ont mis en relief la corrélation entre l'utilisation de son propre véhicule pour se rendre sur son lieu de travail et la mise à disposition d'un emplacement de parking par l'employeur (voy. le deuxième cahier de l'Observatoire de la mobilité de la Région de Bruxelles-Capitale, « Les pratiques de déplacement à Bruxelles », p. 56).