HOOFDSTUK III. - Industriële en commerciële doeleinden Art. 13. Betreffende de industriële en commerciële doeleinden zoals bepaald in artikel 420, § 4 van de wet
: 1° wordt onder " stationaire motoren" verstaan, de vaste motoren voor het aandrijven van generatoren, compressoren, pompen, centrifuges en dergelijke, ook indien deze
gemonteerd zijn op voertuigen, voor zover de motor niet verbonden is met het aandrijfmechanisme van het voertuig en over een afzonderlijk brandstofreservoir beschikt. 2° wordt onder " installaties en machin
...[+++]es die worden gebruikt in de bouw, de weg- en waterbouw en voor openbare werken" verstaan, schrapers, laadschoppen, heimachines, wegwalsen, egaliseermachines, bulldozers, graafmachines, hijstoestellen, grasmaaimachines en dergelijk, ingedeeld onder hoofdstuk 84 van bijlage I van Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief; 3° a) wordt onder " voertuigen bestemd om buiten de openbare weg te worden gebruikt" verstaan de voertuigen die niet bij de Dienst voor Inschrijving van de Voertuigen (DIV) zijn ingeschreven en derhalve niet over een kentekenplaat beschikken; b) wordt onder " voertuigen waarvoor geen vergunning is verleend voor overwegend gebruik op de openbare weg" verstaan : i) de voertuigen die niet voldoen aan de voorwaarden vastgesteld voor het afleveren door de Dienst voor Inschrijving van de Voertuigen (DIV) van een vergunning voor overwegend gebruik op de openbare weg.CHAPITRE III. - Utilisations industrielles et commerciales Art. 13. Concernant les utilisations industrielles et commerciales telles que définies à l'article 420, § 4, de la loi
: 1° par « moteurs stationnaires », on entend les moteurs fixes pour la mise en marche de générateurs, de compresseurs, de pompes, de centrifugeuses et assimilés, même lorsqu'ils sont montés sur des véhicules pour autant que le moteur ne soit pas relié au mécanisme de propulsion du véhicule et qu'il dispose d'un réservoir à carburant distinct; 2° par « installations et machines utilisées dans la construction, le génie civil et les travaux publics », on entend
...[+++]les grappins, les élévateurs, les débroussailleuses, les rouleaux compresseurs, les niveleuses, les bulldozers, les excavatrices, les appareils de levage, les tondeuses et assimilés relevant du chapitre 84 de l'annexe I du Règlement (CEE) n° 2658/87 du Conseil relatif à la nomenclature tarifaire et statistique et au tarif douanier commun; 3° a) par « véhicules destinés à une utilisation hors voie publique », on entend les véhicules qui ne sont pas immatriculés auprès de la Direction pour l'Immatriculation des Véhicules (DIV) et qui, dès lors, ne disposent pas d'une marque d'immatriculation; b) par « véhicules qui n'ont pas reçu d'autorisation pour être principalement utilisés sur la voie publique », on entend : i) les véhicules qui ne satisfont pas aux conditions fixées pour la délivrance par la Direction pour l'Immatriculation des Véhicules (DIV) d'une autorisation pour être principalement utilisés sur la voie publique.