3. In geval van feiten die overeenkomstig de artikelen 5, 6, 8 en 23 van dit verdrag strafbaar zijn gesteld, neemt iedere Verdragsluitende Staat de gepaste maatregelen in overeenstemming met zijn nationaal recht, waarbij voldoende rekening wordt gehouden met de rechten van de verdediging, teneinde ervoor te zorgen dat bij de voorwaarden waaraan de beslissingen tot invrijheidstelling in afwachting van het vonnis of van de beroepsprocedure zijn onderworpen, rekening wordt gehouden met de noodzaak om de aanwezigheid van de verdediger tijdens de latere strafrechtspleging te waarborgen.
3. S'agissant d'infractions établies conformément aux articles 5, 6, 8 et 23 de la présente Convention, chaque État Partie prend les mesures appropriées conformément à son droit interne et compte dûment tenu des droits de la défense, pour faire en sorte que les conditions auxquelles sont subordonnées les décisions de mise en liberté dans l'attente du jugement ou de la procédure d'appel tiennent compte de la nécessité d'assurer la présence du défendeur lors de la procédure pénale ultérieure.