Uit de uiteenzetting van het eerste middel van de beide beroepen blijkt dat in het vierde onderdeel daarvan het Hof wordt verzocht om zich uit te spreken over de grondwettigheid van artikel 5, vierde lid, eerste zin, en van artikel 9, vierde lid, eerste zin, van het decreet van 16 juni 2006 in zoverre zij een verschil in behandeling zou
den invoeren tussen twee categorieën van niet-verblijvende studenten : enerzijds, diegenen die worden geselecteerd door middel van de in die bepalingen bedoelde loting en, anderzijds, diegenen die
naar aanleiding van diezelfde loting zi ...[+++]ch niet kunnen inschrijven om de door hen gekozen cursus te volgen.
Il ressort des développements du premier moyen dans les deux recours qu'en sa quatrième branche, il invite la Cour à statuer sur la constitutionnalité de l'article 5, alinéa 4, première phrase, et de l'article 9, alinéa 4, première phrase, du décret du 16 juin 2006, en ce qu'ils introduiraient une différence de traitement entre deux catégories d'étudiants non-résidents : d'une part, ceux qui sont sélectionnés par le tirage au sort visé par ces dispositions et, d'autre part, ceux qui, à la suite de ce même tirage, ne peuvent s'inscrire pour suivre le cursus qu'ils avaient choisi.