De verwijzende rechter vraagt het Hof of de artikelen 85 en 100 van het Strafwetboek de artikelen 10 en 11 van de Grondwet schenden, « daar waar de strafrechter, die fictieve uitvoer van goederen onderworpen aan accijnzen moet herkennen, geen verzachtende omstandigheden zou toestaan voor de boetes verschuldigd op basis van de wet der douane en accijnzen, terwijl hij anders het vonnis zou kunnen opschorten in toepassing van de wet van 29 juni 1964 betreffende de opschorting, het uitstel en de probatie ».
Le juge a quo demande à la Cour si les articles 85 et 100 du Code pénal violent les articles 10 et 11 de la Constitution « en ce que le juge pénal, qui doit reconnaître l'exportation fictive de marchandises soumises à accises, ne pourrait accorder des circonstances atténuantes pour les amendes dues sur la base de la loi relative aux douanes et accises, alors qu'autrement il pourrait suspendre le jugement en application de la loi du 29 juin 1964 concernant la suspension, le sursis et la probation ».