Zoals de afdeling wetgeving van de Raad van State in haar advies opmerkt, « [vloeit], in het geval van een vrijheidsberoving [.] de toepassing van [het recht op de bijstand van een advocaat] niet [voort] uit het feit van de v
rijheidsberoving op zich (het recht op bijstand van een advocaat wordt niet vermeld in artikel 5 EVRM, dat de rechten opsomt die gelden voor personen die van hun vrijheid zijn beroofd), maar uit het feit dat aan de betrokkene een eerlijke behandeling van
zijn zaak (door de vonnisrechters) moet worden gewaarborgd »
...[+++] (Parl. St., Kamer, 2010-2011, DOC 53-1279/002, p. 11).
Ainsi que le relève l'avis de la section de législation du Conseil d'Etat, « dans le cas d'une privation de liberté, l'application [du droit à l'assistance d'un avocat] ne découle pas du fait de la privation de liberté proprement dite (le droit à l'assistance d'un avocat n'est pas inscrit à l'article 5 CEDH qui énumère les droits qui s'appliquent aux personnes privées de leur liberté), mais du fait qu'un procès équitable (devant les juges de fond) doit être garanti à l'intéressée » (Doc. parl., Chambre, 2010-2011, DOC 53-1279/002, p. 11).