Voorts kan men zich afvragen of een dergelijke voorkeur moet worden uitgebreid tot onderdanen van derde landen die in een andere lidstaat verblijven dan die waar het tekort aan arbeidskrachten zich voordoet (naast langdurig ingezetenen)?
Cette préférence devrait-elle en outre être étendue aux ressortissants de pays tiers séjournant dans un État membre différent de celui où il existe une pénurie de main-d’œuvre (en plus des résidents de longue durée)?