In de thans voorliggende zaak overwoog de Raad dat de wetgever « toen hij met de wet van 6 april 1992 teg
en de tuchtstraffen uitgesproken door de Raad van de Arrondissementskam
er een hoger beroep heeft ingesteld bij een Raad van Beroep voor gerechtsdeurwaarders, hij met geen woord te kennen heeft gegeven dat in zijn opva
tting de betrokkene voorheen reeds over een annulatieberoep bij de Raad van State beschikte; dat alzo al de wett
...[+++]eksten die desbetreffend bestaan, tegenspreken dat, bij ontstentenis van een uitdrukkelijk de bevoegde rechter aanwijzende wettekst, de wetgever vermoed mag worden de Raad van State als zodanig te hebben aangewezen » (Raad van State, nr. 80.682 van 7 juni 1999).Dans l'affaire présentement examinée, le Conseil d'Etat a considéré que « lorsque, par la loi du 6 avril 1992, il a organisé, auprès d'un conseil d'appel des huissiers de justice, un appel des peines de discipline prononcées par le conseil de la chambre d'arrondissement, [le législateur] n'a nullement indiqué que, dans son esprit, l'int
éressé disposait déjà avant cela d'un recours en annulation devant le Conseil d'Etat; que, par conséquent, tous les textes législatifs existant en cette matière contredisent l'affirmation que, faute d'un texte législatif désignant explicitement la juridiction compétente, le législateur peut être présumé a
...[+++]voir désigné le Conseil d'Etat comme tel » (Conseil d'Etat, n° 80.682 du 7 juin 1999).