De aanvraag tot vestiging ingediend door de in artikel 40 van de wet bedoelde familieleden van een onderdaan van een lidstaat van de E.E.R. of van een Belg die hun bloed- of aanverwantschap met deze persoon bewijzen, moet voortaan in overweging worden genomen en akte van worden genomen door het opmaken van een document overeenkomstig het model van de bijlage 19 bij het koninklijk besluit van 8 oktober 1981 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen.
La demande d'établissement introduite par les membres de la famille visés à l'article 40 de la loi d'un ressortissant d'un Etat membre de l'E.E.E. ou d'un Belge, qui produisent la preuve de leur lien de parenté ou d'alliance avec celui-ci, doit être prise en considération et actée par l'établissement d'un document conforme au modèle figurant à l'annexe 19 de l'arrêté royal du 8 octobre 1981 sur l'accès au territoire, le séjour, l'établissement et l'éloignement des étrangers.