De verzoekende partijen gaan ervan uit dat, indien die bepaling in die zin moet worden gelezen dat zij een voorwaarde inzake bestaansmiddelen oplegt bij de aanvraag tot verlenging van de verblijfstitel van de ouders van een minderjarige die vluchteling is of subsidiaire bescherming geniet, die bepaling het beginsel van gelijkheid en niet-discriminatie, al dan niet in samenhang gelezen met artikel 12, lid 1, eerste alinea, van de richtlijn 2003/86/EG, schendt.
Les parties requérantes soutiennent que si cette disposition doit se lire comme imposant une condition de ressources lors de la demande de prolongation du titre de séjour des parents d'un mineur réfugié ou bénéficiant de la protection subsidiaire, cette disposition viole le principe d'égalité et de non-discrimination combiné ou non avec l'article 12, paragraphe 1, premier alinéa, de la directive 2003/86/CE.