14. benadrukt dat het niveau en de aard van het engagement van de Unie gedifferentieerd en aan voorwaarden verbonden moeten zijn, en moeten afhangen van meetbare vorderingen op het gebied van democratisering, mensenrechten, behoorlijk bestuur, duurzame sociaaleconomische ontwikkeling, de rechtsstaat en bestrijding van corruptie, en dat waar nodig bijstand moet worden geboden om deze vooruitgang te stimuleren langs lijnen die vergelijkbaar zijn met de beginselen van het nabuurschapsbeleid van de Unie;
14. met en évidence le fait que l'Union doit personnaliser et conditionner le niveau et la nature de son engagement en fonction des progrès mesurables réalisés dans les domaines de la démocratisation, des droits de l'homme, de la bonne gouvernance, du développement socio-économique durable, de l'état de droit et de la lutte contre la corruption, en offrant son aide là où elle est nécessaire afin d'encourager ces progrès, par analogie avec les principes de la politique de voisinage de l'Union;