Art. 21. Als een mandaathouder met toepassing van artikel 20, eerste lid, terugkeert naar zijn vorige graad, gelden de volgende principes : 1° de schaalanciënniteit die verworven werd in de opeenvolgende salarisschalen van de functionele loopbaan van de mandaatfunctie, wordt overgedragen naar de opeenvolgende salarisschalen van de functionele loopbaan die het personeelslid voor het begin van zijn mandaat had; 2° de evaluatie die het personeelslid heeft gekregen voor de aanvang van het mandaat, blijft behouden.
Art. 21. Lorsqu'un mandataire, en application de l'article 20, alinéa premier, retourne à son grade précédent, les principes suivants s'appliquent : 1° l'ancienneté barémique acquise dans les échelles de traitement successives de la carrière fonctionnelle de la fonction de mandat est transférée aux échelles de traitement successives de la carrière fonctionnelle du membre du personnel avant le début de son mandat; 2° l'évaluation du membre du personnel effectuée avant le début du mandat, est maintenue.