De gebruikte formulering sluit aan bij een arrest van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens van 24 februari 1993 inzake Fey/Oostenrijk waarin geoordeeld werd dat, gelet op de omvang en de aard van de door de rechter ten gronde genomen vooronderzoeksmaatregelen, de vrees omtrent diens onpartijdigheid objectief gezien niet gerechtvaardigd was (N. -Q.H.R., 1993, 197) (Gedr. St., Senaat, 1996-1997, nr. 1-448/1, blz. 2).
La formulation choisie s'inspire de l'arrêt que la Cour européenne des droits de l'homme a rendu le 24 février 1993 dans l'affaire Fey/Autriche, dans lequel elle a jugé qu'eu égard à la nature des mesures d'instruction préparatoires prises par le juge du fond, les craintes quant à son impartialité ne se révélaient pas objectivement justifiées (N.Q.H.R., 1993, 197) (do c. Sénat, 1996-1997, nº 1-448/2, p. 2).