In advies 22.066/2 van 8 maart 1993 merkte de Raad van State in dit verband op dat « het .zaak (was) om in het licht van (de hiervóór aangehaalde) beginselen het relatieve belang van het handhaven van een strikte gelijkheid van partijen en kandidaten te beoordelen, vergeleken bij de noodzaak om de gelijkheid van mannen en vrouwen effectief tot stand te brengen, door de vrouwen ertoe aan te zetten deel te nemen aan de debatten van de politieke assemblees ».
Dans son avis nº 22.066/2 du 8 mars 1993, le Conseil d'État a observé à ce sujet que : « .il s'agit d'apprécier à la lumière (des) principes (rappelés ci-dessus) l'importance relative que revêt le maintien d'une rigoureuse égalité des partis et des candidats quand on la compare au besoin de réaliser effectivement l'égalité entre les hommes et les femmes, en incitant celles-ci à participer aux débats des assemblées politiques ».