De lidstaten nemen de nodige maatregelen opdat hun terzake bevoegde overheidsinstanties, met het oog op het in artikel 2 bedoelde in de handel brengen of het in artikel 3 bedoelde in het vrije verkeer brengen, met name het elektrisch materiaal dat voldoet aan de veiligheidsvoorschriften van de geharmoniseerde normen, beschouwen als beantwoordende aan de bepalingen van artikel 2.
Les États membres prennent toutes mesures utiles pour que leurs autorités administratives compétentes considèrent, en vue de la mise sur le marché visée à l'article 2 ou de la libre circulation visée à l'article 3, comme répondant aux dispositions de l'article 2, notamment le matériel électrique qui satisfait aux dispositions en matière de sécurité des normes harmonisées.