5. Is de werking van artikel 8(1), § 3, tweede lid, van het koninklijk besluit nr. 4 niet buiten verhouding tot het beoogde doel wanneer men weet dat: a) hierdoor het willig (hiërarchisch) beroep moet worden afgebroken; b) zo niet, de betaling wordt toegerekend eerst op de kosten, daarna op de intresten, vervolgens op de administratieve geldboeten en ten slotte op de nog verschuldigde belasting en bijgevolg nagenoeg nooit BTW zal worden aangezuiverd waardoor de intresten verder aantikken?
5. Les effets de l'article 8 (1), § 3, alinéa 2, de l'arrêté royal n° 4 ne sont-ils pas disproportionnés par rapport au but visé, sachant que: a) le recours gracieux (hiérarchique) doit dès lors être interrompu; b) dans la négative, le paiement est imputé d'abord sur les frais, puis sur les intérêts et sur les amendes administratives et enfin sur l'impôt restant dû, si bien que la TVA ne sera pratiquement jamais apurée et que les intérêts continueront donc à s'accumuler?