Door de bepalingen van deze paragraaf kan een « afhankelijk vertegenwoordiger » (dit wil zeggen een al dan niet bezoldigd persoon die geen onafhankelijke vertegenwoordiger is zoals bedoeld in paragraaf 7) die geen machtiging bezit om overeenkomsten af te sluiten die bindend zijn voor de onderneming, beschouwd worden als zijnde een vaste inrichting voor de onderneming wanneer die vertegenwoordiger in de Staat waar hij zijn werkzaamheden uitoefent ge-woonlijk beschikt over een voorraad van goederen waaruit hij bestellingen uitvoert aan klanten van de onderneming.
Il permet de considérer qu'un « agent dépendant » (c'est-à-dire une personne, salariée ou non, qui n'est pas un agent indépendant visé au paragraphe 7) qui ne dispose pas de pouvoirs lui permettant de conclure des contrats qui engagent l'entreprise constitue un établissement stable pour l'entreprise lorsque cet agent dispose habituellement dans l'État où il exerce son activité d'un stock sur lequel il prélève des marchandises afin de les livrer aux clients de l'entreprise.