In de rechtvaardiging van amendement nr. 4 wordt, inzake de toegang van de milieuverenigingen (in het algemeen) tot de rechter, immers niet aangetoond dat er specifieke concrete behoeften bestaan die het invoeren vergen van een gedifferentieerde regeling met een weerlegbaar vermoeden van voldoende belang in de gevallen die niet onder het eerste lid ressorteren, behoeften waarvan beweerd zou kunnen worden dat ze niet bestaan in hoofde van verenigingen die andere collectieve belangen nastreven, die evenwel beschouwd kunnen worden als collectieve belangen die verband houden met fundamentele rechten.
La justification de l'amendement nº 4 n'établit en effet pas l'existence, dans le domaine de l'accès à la justice des associations de défense de l'environnement (en général) de besoins concrets spécifiques nécessitant l'instauration d'un régime différencié qui comprend une présomption simple d'intérêt suffisant dans les cas ne ressortissant pas à l'alinéa 1 , besoins qui ne se vérifieraient pas pour les associations défendant d'autres intérêts collectifs, pouvant également correspondre à des droits fondamentaux.