Ten slotte antwoordt de Ministerraad op de argumenten van de verzoekers dat de vergoeding die wordt toegekend aan de plaatsvervangende raadsheren een presentiegeld is en geen afbreuk doet aan artikel 154 van de Grondwet, dat de hoedanigheid van hoogleraar een voorwaarde is om te kunnen worden benoemd, zodat het niet opgaat te stellen dat artikel 155 van de Grondwet is geschonden, dat de hoogleraren niet door de Regering maar door de universiteit worden bezoldigd en dat de plaatsvervangende raadsheren voor het leven worden benoemd, wat hun onafhankelijkheid ten aanzien van de uitvoerende macht moet waarborgen.
Enfin, le Conseil des ministres répond aux arguments des requérants que l'indemnité accordée aux conseillers suppléants constitue un jeton de présence et ne porte pas atteinte à l'article 154 de la Constitution, que la qualité de professeur d'université est une condition pour pouvoir être nommé, de sorte que cela n'a pas de sens d'affirmer que l'article 155 de la Constitution serait violé, que les professeurs d'université ne sont pas payés par le Gouvernement mais par l'université et que les conseillers suppléants sont nommés à vie, ce qui doit garantir leur indépendance à l'égard du pouvoir exécutif.