6. Als de instelling geen herzien herstelplan indient of als de bevoegde autoriteit vaststelt dat het herziene herstelplan de in de oorspronkelijke beoordeling gesignaleerde tekortkomingen en potentiële belemmeringen onvoldoende oplost, en de tekortkomingen of belemmeringen niet middels een opdracht tot het aanbrengen van specifieke wijzigingen in het plan kunnen worden verholpen, eist de bevoegde autoriteit dat de instelling binnen een redelijke termijn nagaat welke wijzigingen zij in haar bedrijfsactiviteiten kan aanbrengen om de tekortkomingen bij of de belemmeringen voor de uitvoering van het herstelplan aan te pakken.
6. Si l'établissement ne soumet pas de plan de redressement révisé, ou si l'autorité compétente constate que son plan de redressement révisé ne permet pas de remédier efficacement aux lacunes et obstacles relevés lors de son évaluation initiale, et s'il n'est pas possible d'éliminer efficacement les lacunes ou obstacles par une injonction d'apporter des modifications spécifiques au plan, l'autorité compétente exige de l'établissement qu'il détermine, dans un délai raisonnable, les changements qu'il peut apporter à ses activités afin de remédier aux obstacles ou lacunes à la mise en œuvre du plan de redressement.