Hoewel de Raad nota heeft genomen van de ongerustheid van de Chinese regering wegens vermeende terroristische handelingen in China, onderstreept hij dat de strijd tegen het terrorisme moet worden gevoerd onder volledige eerbiediging van de mensenrechten en de fundamentele vrijheden en niet als voorwendsel mag dienen om onwelgevallige politieke bewegingen te onderdrukken.
Tout en prenant note des inquiétudes du gouvernement chinois face à de présumées actions terroristes en Chine, il a souligné que la lutte contre le terrorisme devait être menée dans le plein respect des droits de l'homme et des libertés fondamentales et ne devait pas servir de prétexte à la répression de la dissidence politique.