Traduction de «weiden en voedergewassen » (Néerlandais → Français) :

TERMINOLOGIE

verbouw van voedergewassen [ productie van voedergewassen ]
culture fourragère [ production fourragère ]

eg om weiden te verjongen | egge om weiden te verjongen
régénérateur de prairie

Het laten weiden in zee
pacage marin

toegang tot weiden
accès aux pâturages

Comité van beheer voor de gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten - gedroogde voedergewassen
Comité de gestion des organisations communes de marchés agricoles - fourrages séchés

Technisch Instituut voor Granen en Voedergewassen
Institut technique des céréales et des fourrages | ITCF [Abbr.]

TRADUCTIONS EN CONTEXTE

Art. 5. § 1. De gewasgroepen vermeld in artikel 8, eerste lid, van het besluit van de Waalse Regering van 3 september 2015 zijn vastgesteld als volgt : 1° gewasgroep 1, met het opschrift " weiden en voedergewassen" , is samengesteld is uit de volgende gewassen : a. blijvend weiland; b. tijdelijk weiland; c. snijmaïs; d. klaver; e. luzerne; f. andere voedergewassen; g. percelen met minder dan 50 bomen per hectare weiland; h. traject gevogelte; i. traject varkens; 2° gewasgroep 2, met het opschrift « boomteelt, tuinbouw en zaadproductie » is samengesteld uit de volgende gewassen : a. groenteteelt in volle grond; b. groenteteelt onder beschermingsafdekking; c. fruit- en sierplanten; d. aromatische planten; e. medicinale planten; f. niet-eetbare tuinbouwgewassen; g. meerjarige fruitteelten; h. fruitteelt met meer dan 250 bomen per hectare; i. hazelaar; j. notenboom; k. hop; l. wijngaard; m. brandnetel; n. angelica; o. elk gewas en alle voedergrassen bestemd voor de productie van zaaizaad als de landbouwer bewijst dat het product verkocht wordt als « zaadproductie volgens de biologische methode », alsook pootaardappelen als de landbouwer bewijst dat het product als « « pootgoed » verkocht wordt en aardbeiplanten; 3° gewasgroep 3, met het opschrift « overige gewassen », is samengesteld is uit de volgende gewassen : a. graangewassen, met uitzondering van snijmaïs; wat korrelmaïs betreft, bewijst de landbouwer bewijst dat het product als « korrelmaïsproductie » is verkocht of door zijn dieren is verbruikt; b. oliehoudende planten; c. vezelgewassen; d. eiwithoudende gewassen; e. voeder- en suikerbieten; f. aardappelen als de landbouwer bewijst dat het product als « aardappelproductie » verkocht wordt; h. cichorei; i. fruitboomteelt (hoogstam) van 50 à 250 bomen par hectare, incluis.
Art. 5. § 1 . Les groupes de cultures mentionnés à l'article 8, alinéa 1 , de l'arrêté du Gouvernement wallon du 3 septembre 2015 sont établis comme suit : 1° le groupe de cultures 1, intitulé « prairies et cultures fourragères » est composé des cultures suivantes : a. prairies permanentes; b. prairies temporaires; c. maïs ensilage; d. trèfles; e. luzerne; f. autres fourrages; g. parcelles de moins de 50 arbres par hectare en prairies; h. parcours volailles; i. parcours porcins; 2° le groupe de cultures 2, intitulé « arboriculture, maraîchage et production de semences » est composé des cultures suivantes : a. maraîchères de pleine terre; b. maraîchères sous abris; c. plants fruitiers et plantes ornementales; d. plantes aromatiques; e. plantes médicinales; f. horticoles non comestibles; g. fruitières pluriannuelles; h. arboriculture fruitière de plus de 250 arbres par hectare; i. noisetier; j. noyer; k. houblon; l. vigne; m. ortie; n. angélique; o. toute culture et graminées fourragères destinées à produire des semences si l'agriculteur prouve la vente du produit comme « production de semences en mode biologique », ainsi que les plants de pommes de terre si l'agriculteur prouve la vente du produit comme « plants » et les fraisiers; 3° le groupe de cultures 3, intitulé « autres cultures » est composé des cultures suivantes : a. céréales à l'exception du maïs ensilage; pour le maïs grain, l'agriculteur prouve la vente ou l'autoconsommation pour ses animaux du produit comme « production maïs grain »; b. oléagineux; c. plantes à fibres; d. protéagineux; e. betteraves fourragères et sucrières; f. pommes de terre si l'agriculteur prouve la vente du produit comme « production de pomme de terre »; h. chicorées; i. arboriculture fruitière de haute tige de 50 à 250 arbres par hectare, inclus.

Art. 6. § 1. Artikel 11 van het besluit van de Waalse Regering van 3 september 2015 is toepasselijk op gewasgroep 1, met het opschrift « weiden en voedergewassen », bedoeld in artikel 3.
Art. 6. § 1 . L'article 11 de l'arrêté du Gouvernement wallon du 3 septembre 2015 est applicable au groupe de culture 1, intitulé « prairies et cultures fourragères », prévu à l'article 3.

i) "grassen of andere kruidachtige voedergewassen".: alle kruidachtige planten die in de lidstaat traditioneel in natuurlijk grasland voorkomen of normaliter in zaadmengsels voor grasland worden opgenomen, ongeacht of het betrokken grasland voor het weiden van dieren wordt gebruikt.
"herbe ou autres plantes fourragères herbacées", toutes les plantes herbacées se trouvant traditionnellement dans les pâturages naturels ou normalement comprises dans les mélanges de semences pour pâturages ou prés dans l'État membre considéré, qu'ils soient ou non utilisés pour faire paître les animaux.

a) weiden en voedergewassen, behalve indien een wachttijd van zes weken tussen het gebruik en de beweiding of de oogst in acht genomen wordt;
a) des herbages et des cultures fourragères excepté si un délai de six semaines est respecté entre l'utilisation et le pâturage ou la récolte;

Het omvat in dalende volgorde de vaste weiden, de graanteelt, de voedergewassen en nijverheidsgewassen, de tijdelijke weiden en het braakland.
Elle comprend par ordre décroissant les prairies permanentes, les cultures céréalières, les cultures fourragères et industrielles, les prairies temporaires ainsi que les jachères.

Voedergewassen voor graasdieren = 2.01.05 (voederhakvruchten) + 2.01.09 (groen geoogste gewassen) + 2.03.01 (grasland, exclusief weiden met geringe opbrengst) + 2.03.02 (weiden met geringe opbrengst).
Fourrage pour herbivores = 2.01.05 (plantes sarclées fourragères et crucifères) + 2.01.09 (plantes récoltées en vert) + 2.03.01 (pâturages et prés, non compris les pâturages pauvres) + 2.03.02 (pâturages pauvres)

Als GL = 0 FCP1 Voor verkoop bestemde voedergewassen = 2.01.05 (voederhakvruchten) + 2.01.09 (groen geoogste gewassen) + 2.03.01 (grasland, exclusief weiden met geringe opbrengst) + 2.03.02 (weiden met geringe opbrengst).
Si GL = 0 FCP1 Fourrage destiné à la vente = 2.01.05 (plantes sarclées fourragères et crucifères) + 2.01.09 (plantes récoltées en vert) + 2.03.01 (pâturages et prés, non compris les pâturages pauvres) + 2.03.02 (pâturages pauvres)

„grassen of andere kruidachtige voedergewassen”: alle kruidachtige planten die in de lidstaat traditioneel in natuurlijk grasland voorkomen of normaliter in zaadmengsels voor grasland worden opgenomen, ongeacht of het betrokken grasland voor het weiden van dieren wordt gebruikt;
«herbe ou autres plantes fourragères herbacées»: toutes les plantes herbacées se trouvant traditionnellement dans les pâturages naturels ou normalement comprises dans les mélanges de semences pour pâturages ou prés dans l'État membre considéré, qu'ils soient ou non utilisés pour faire paître les animaux;

(i) „grassen of andere kruidachtige voedergewassen”: alle kruidachtige planten die in de lidstaat traditioneel in natuurlijk grasland voorkomen of normaliter in zaadmengsels voor grasland worden opgenomen (ongeacht of het betrokken grasland voor het weiden van dieren wordt gebruikt).
«herbe et autres plantes fourragères herbacées»: toutes les plantes herbacées se trouvant traditionnellement dans les pâturages naturels ou normalement comprises dans les mélanges de semences pour pâturages ou prés dans l’État membre considéré (qu’ils soient ou non utilisés pour faire paître les animaux);

„blijvend grasland”: grond met een natuurlijke of ingezaaide vegetatie van grassen of andere kruidachtige voedergewassen die gedurende ten minste vijf jaar niet in de vruchtwisseling van het bedrijf werd opgenomen, met uitzondering van de overeenkomstig Verordening (EEG) nr. 2078/92 van de Raad* braakgelegde oppervlakten, de overeenkomstig de artikelen 22, 23 en 24 van Verordening (EG) nr. 1257/1999 van de Raad** braakgelegde oppervlakten en de overeenkomstig artikel 39 van Verordening (EG) nr. 1698/2005 braakgelegde oppervlakten; in dit verband wordt onder „grassen of andere kruidachtige voedergewassen” verstaan: alle kruidachtige planten die in de lidstaat traditioneel in natuurlijk grasland voorkomen of normaliter in zaadmengsels voor grasland worden opgenomen (ongeacht of het betrokken grasland al dan niet voor het weiden van dieren wordt gebruikt).
“pâturages permanents”: les terres consacrées à la production d’herbe et d’autres plantes fourragères herbacées, ensemencées ou naturelles, qui ne font pas partie du système de rotation des cultures de l’exploitation depuis cinq ans ou davantage, à l’exclusion des superficies mises en jachère conformément au règlement (CEE) n° 2078/92 du Conseil*, des superficies mises en jachère conformément aux articles 22, 23 et 24 du règlement (CE) n° 1257/1999 du Conseil** et des superficies mises en jachère conformément à l’article 39 du règlement (CE) n° 1698/2005 du Conseil; à cette fin, on entend par “herbe et autres plantes fourragères herbacées”, toutes les plantes herbacées se trouvant traditionnellement dans les pâturages naturels ou normalement comprises dans les mélanges de semences pour pâturages ou prairies dans l’État membre considéré (qu’ils soient ou non utilisés pour faire paître les animaux).