Onverminderd de voor de jongeren gunstigere regels, inzonderheid die welke zijn gericht op hun inschakeling in het beroepsleven via opleiding en onverminderd afwijkingen die beperkt blijven tot bepaalde lichte werkzaamheden, dient de minimumleeftijd voor toelating tot het arbeidsproces niet lager te zijn dan de leeftijd waarop de jongere ophoudt leerplichtig te zijn, en in elk geval niet lager dan 15 jaar.
Sans préjudice de règles plus favorables aux jeunes, notamment celles assurant par la formation leur insertion professionnelle et sauf dérogations limitées à certains travaux légers, l'âge minimal d'admission au travail ne doit pas être inférieur à l'âge auquel cesse la période de scolarité obligatoire ni, en tout cas, à quinze ans.