In essentie komen ze hierop neer dat de bevoegde wetgever het totaalbedrag vastlegt dat wordt bestemd voor het variabele deel van de jaarlijkse werkingstoelage die onder de universitaire instellingen wordt verdeeld, dat voor het aantal studenten dat een bepaald plafond overtreft het variabele deel van de jaarlijkse werkingstoelage wordt begrensd tot 85 % en ten slotte dat die begrenzing niet geldt voor de universiteiten die zijn ontstaan uit een fusie van universitaire instellingen.
En substance, ils signifient que le législateur compétent établit le montant total affecté à la partie variable de l'allocation annuelle de fonctionnement qui est répartie entre les établissements universitaires, que, pour le nombre d'étudiants qui dépasse un plafond donné, la partie variable de l'allocation annuelle de fonctionnement est limitée à 85 % et, enfin, que cette limitation ne s'applique pas aux universités qui sont issues de la fusion d'institutions universitaires.