De in de §§ 1 tot 3, bedoelde sanctionerend ambtenaar mag niet veroordeeld geweest zijn, zelfs niet met uitstel, tot een correctionele of een criminele straf bestaande uit een boete, een werkstraf of een gevangenisstraf, behoudens veroordelingen wegens inbreuken op de wetgeving betreffende de politie over het wegverkeer andere dan die bestaan uit een verval van het recht om een motorvoertuig te besturen uitgesproken voor andere redenen dan voor lichamelijke ongeschiktheid.
Le fonctionnaire sanctionnateur visé aux §§ 1 à 3, ne doit avoir subi aucune condamnation, même avec sursis, à une peine correctionnelle ou criminelle consistant en une amende, une peine de travail ou une peine de prison, à l'exception des condamnations pour infractions à la réglementation relative à la police de la circulation routière autres que celles consistant en une déchéance du droit de conduire un véhicule à moteur prononcée pour d'autres motifs que pour incapacité physique.