Te dezen heeft de verwijzende rechter in zijn vonnis vastgesteld dat de partijen niet betwistten dat de eiseres, bij haar ontslag, werkte in het kader van een « de facto » deeltijdse arbeidsovereenkomst, zonder dat een geschrift is opgemaakt overeenkomstig het voormelde artikel 11bis van de wet van 3 juli 1978.
En l'espèce, le juge a quo a constaté dans son jugement qu'il n'était pas contesté par les parties que la demanderesse, lors de son licenciement, travaillait dans le cadre d'un contrat de travail « de facto » à temps partiel, sans qu'un écrit conforme à l'article 11bis précité de la loi du 3 juillet 1978 ait été établi.