(3) In afwijking van de paragrafen 1 en 2, worden beloningen terzake van een dienstbetrekking uitgeoefend aan boord van een schip of een luchtvaartuig in internationaal verkeer, of aan boord van een schip in de binnenvaart, geacht betrekking te hebben op werkzaamheden uitgeoefend in de overeenkomstsluitende Staat, waar de plaats van de werkelijke leiding van de onderneming is gelegen en zijn ze in die Staat belastbaar.
(3) Par dérogation aux paragraphes 1 et 2, les rémunérations au titre d'un emploi salarié exercé à bord d'un navire ou d'un aéronef exploité en trafic international, ou à bord d'un bateau servant à la navigation intérieure, sont considérées comme se rapportant à une activité exercée dans l'État contractant où est situé le siège de la direction effective de l'entreprise et sont imposables dans cet État.