De verwerende partij voor de verwijzende rechter en de Ministerraad werpen de onbevoegdheid van het Hof op, omdat, volgens hen, de mogelijke ongelijke behandeling niet voortvloeit uit artikel 17, tweede lid, van de wet van 11 april 1995, maar uit artikel 245quinquies van het koninklijk besluit van 3 juli 1996 « tot uitvoering van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994 », genomen ter uitvoering van artikel 18bis van de wet van 11 april 1995.
La partie défenderesse devant le juge a quo et le Conseil des ministres excipent de l'incompétence de la Cour parce que, selon eux, l'éventuelle inégalité de traitement ne résulte pas de l'article 17, alinéa 2, de la loi du 11 avril 1995 mais de l'article 245quinquies de l'arrêté royal du 3 juillet 1996 « portant exécution de la loi relative à l'assurance obligatoire soins de santé et indemnités, coordonnée le 14 juillet 1994 », pris en exécution de l'article 18bis de la loi du 11 avril 1995.