De verzoekende partijen voeren in het eerste middel een schending aan van de artikelen 10, 11 en 23, derde lid, 1°, van de Grondwet, al dan niet in samenhang gelezen met artikel 11 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens, met artikel 6 van het herziene Europees Sociaal Handvest, met het IAO-Verdrag nr. 98 betreffende de toepassing van de grondbeginselen van het recht van organisatie en collectief overleg en met het IAO-Verdrag nr. 154 betreffende de bevordering van het collectief overleg, d
oordat de bestreden wet een aanzienlijke en ongerechtvaardigde achteruitgang zou inhouden van de bescherming van het recht op collectief
...[+++]onderhandelen.
Les parties requérantes prennent un premier moyen, tiré de la violation des articles 10, 11 et 23, alinéa 3, 1°, de la Constitution, combinés ou non avec l'article 11 de la Convention européenne des droits de l'homme, avec l'article 6 de la Charte sociale européenne révisée, avec la Convention de l'OIT n° 98 concernant l'application des principes du droit d'organisation et de négociation collective et la Convention de l'OIT n° 154 concernant la promotion de la négociation collective, en ce que la loi attaquée entraînerait un recul significatif injustifié de la protection du droit de négociation collective.