« Schendt artikel 356 van het WIB 1992, zoals ingevoerd bij artikel 2 van de wet van 22 december 2009 houdende fiscale bepalingen (B.S. 31 december 2009), de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in zoverre het fiscaal proces van subsidiaire aanslag zijn karakter van burgerlijk proces, beheerst door het gemeen gerechtelijk recht, ontneemt, en in zoverre het de belastingadministratie de mogelijkheid biedt een nochtans vervallen rechtsgedin
g te doen herleven, niet alleen de debatten voort te zetten voor een rechterlijke instantie die de vordering van de belastingplichtige nochtans heeft ingewilligd, hetgeen h
et rechtsgeding zou ...[+++]moeten doen vervallen en het definitief aan de rechterlijke instantie zou moeten onttrekken met toepassing van artikel 19 van het Gerechtelijk Wetboek, maar voorts het onderwerp van het voortgezette rechtsgeding te veranderen en van procedurele rol te veranderen, waarbij de fiscus in het raam van eenzelfde rechtsgeding een veroordeling tot het betalen van sommen op naam van de belastingplichtige vordert nadat zijn titel langs gerechtelijke weg nietig verklaard werd, terwijl de beginselen van het gerechtelijk recht vereisen dat indien de rechterlijke instantie de nietigverklaring heeft uitgesproken, het geschil aan haar wordt onttrokken en terwijl de onttrekking van openbare orde is, hetgeen belet dat de vordering tot geldigverklaring van een subsidiaire aanslag nog kan worden voorgelegd aan de ' geadieerde ' rechterlijke instantie ?« L'article 356 du CIR 1992, tel qu'introduit par l'article 2 de la loi du 22 décembre 2009 portant des dispositions fiscales (M.B. du 31 décembre 2009), viole-t-il les articles 10 et 11 de la Constitution en ce qu'il dépossède le procès fiscal en cotisation subsidiaire de sa nature de procès civil, régi par le droit judiciaire commun, et en ce qu'il permet à l
'administration fiscale de faire renaitre une instance pourtant éteinte, de non seulement poursuivre les débats devant une juridiction qui a pourtant fait droit à la demande du contribuable, ce qui devrait éteindre l'instance et la dessaisir définitivement par application de l'arti
...[+++]cle 19 du Code judiciaire, mais encore, de changer l'objet de l'instance poursuivie et à changer de rôle procédural, le fisc postulant dans le cadre d'une même instance une condamnation de somme à charge du contribuable après avoir vu son titre annulé par voie judiciaire alors que les principes du droit judiciaire commandent que si la juridiction a prononcé l'annulation, elle est dessaisie du litige et alors que le dessaisissement est d'ordre public, ce qui empêche que la demande en validation d'une cotisation subsidiaire puisse encore être soumise à la juridiction ' saisie ' ?