Uit het aan het Hof overgezonden dossier en uit de bewoordingen van de prejudiciële vraag blijkt dat het Hof wordt verzocht zich uit te spreken over de bestaanbaarheid, met artikel 23, derde lid, 2°, van de Grondwet, van de bedragen van de kredieten die bij de wet van 4 maart 2013 en bij de wet van 24 juni 2013 tegenover basisallocatie 56.11.34.41.45 van de begroting van de Federale Overheidsdienst Justitie zijn ingeschreven, in zoverre, door de waarde van het punt waarvan sprake is in de voormelde artikelen 508/19 v
an het Gerechtelijk Wetboek en 2 van het koninklijk besluit van 20 december 1999, tot 25,76 euro te beperken, de bedragen v
...[+++]an de voormelde kredieten het recht op juridische bijstand van de personen die prestaties hebben genoten die door een advocaat in het kader van de juridische tweedelijnsbijstand zijn verricht en die het voorwerp hebben uitgemaakt van een verslag dat die advocaat tijdens het gerechtelijk jaar 2011-2012 aan het bureau voor juridische bijstand heeft bezorgd, aanzienlijk zouden verminderen.Il ressort du dossier transmis à la Cour et du libellé de la question préjudicielle que la Cour est invitée à statuer sur la compatibilité, avec l'article 23, alinéa 3, 2°, de la Constitution, des montants des crédits inscrits, par la loi du 4 mars 2013 et par la loi du 24 juin 2013, en regard de l'allocation de base 56.11.34
.41.45 du budget du Service public fédéral Justice, en ce que, en limitant à 25,76 euros la valeur du point dont il est question dans l'article 508/19 du Code judiciaire et dans l'article 2 de l'arrêté royal du 20 décembre 1999, précités, les montants des crédits précités réduiraient significativement le droit à l'ai
...[+++]de juridique des personnes ayant bénéficié de prestations accomplies par un avocat au titre de l'aide juridique de deuxième ligne qui ont fait l'objet d'un rapport que cet avocat a remis au bureau d'aide juridique durant l'année judiciaire 2011-2012.