De wetgever vermocht redelijkerwijze de bevoegdheid tot het gelasten van de internering aan de onderzoeksgerechten toe te kennen, om een doeltreffende rechtsbedeling te waarborgen en een verwijzing van de zaak naar het vonnisgerecht te vermijden, en bijgevolg lange en soms onmenselijke debatten, wanneer het misdrijf is bewezen en de geestestoestand van de verdachte duidelijk is (Pasin., 1930, p. 82).
Le législateur a pu raisonnablement attribuer aux juridictions d'instruction la compétence d'ordonner l'internement dans le but d'assurer une justice efficace en évitant un renvoi de l'affaire à la juridiction de jugement et, partant, des débats longs et parfois cruels dans le cas où la réalité de l'infraction et l'état mental de l'inculpé sont évidents (Pasin., 1930, p. 82).