De nieuwe bepalingen met betrekking tot de rechten van de niet-aangehouden inverdenking gestelde en de burgerlijke partij in het kader van een gerechtelijk onderzoek, zijn voor een groot deel geïnspireerd op het wetsvoorstel van de heer Erdman (wetsvoorstel houdende invoeging van een artikel 61bis in het wetboek van Strafvordering, Stukken Senaat, 1990-1991, nr. 1285-1; 1991-1992, nr. 118-1 en BZ 1995, nrs. 1-9/1-6, goedgekeurd door de Senaat op 20 december 1996, maar verworpen door de Kamer omdat het is opgenomen in het wetsontwerp-Franchimont).
On se référera à ce qui a été dit précédemment. En ce qui concerne les droits de l'inculpé non détenu et de la partie civile dans le cadre de l'instruction, c'est la proposition de loi de M. Erdman (proposition de loi insérant un article 61bis dans le code d'instruction criminelle, do c. Sénat, 1990-1991, nº 1285-1; 1991-1992, nº 118-1 et S.E. 1995, nº 1-9/1-6, adopté par le Sénat le 20 décembre 1996 mais rejeté par la Chambre parce que reprise dans le projet de loi Franchimont) qui a fortement inspiré des dispositions nouvelles en la matière.