(21) "persoon met verminderde mobiliteit": elke persoon wiens onafhankelijkheid, oriëntatie- of communicatievermogen of wiens mobiliteit bij het gebruik van vervoer verminderd is tengevolge van een lichamelijke, zintuiglijke of motorische handicap, een intellectuele deficiëntie, leeftijd, ziekte, of enige andere oorzaak van invaliditeit en wiens situatie bijzondere aandacht en de aanpassing aan de persoonlijke behoeften van de voor alle reizigers beschikbaar gestelde dienst vereist;
(21) "personne à mobilité réduite", toute personne dont l'indépendance, la capacité d'orientation ou de communication ou la mobilité sont réduites en raison d’une incapacité physique, sensorielle ou locomotrice, d'une déficience intellectuelle, de l’âge, d’une maladie, ou de toute autre cause, lors de l'usage d'un moyen de transport, et dont la situation requiert une attention particulière et l'adaptation du service mis à la disposition de tous les voyageurs;